Op vrijdag 10 maart ging Silicon Valley Bank failliet in dezelfde week, waarin ook Silvergate Bank en Signature Bank hun deuren moesten sluiten. De onrust rond de val van deze banken leidde tot dalende beurskoersen van banken wereldwijd. En hoewel geen directe relatie, waaide de bankencrisis over van de Verenigde Staten naar Europa, waar Credit Suisse van de ondergang gered moest worden en er nu zorgen zijn over de gezondheid van een van de grootste banken van de Eurozone, Deutsche Bank.
Wat ging er mis bij Silicon Valley Bank? Een analyse hiervan kan licht werpen op toekomstige ontwikkelingen in het financiële systeem, de bredere economie en de rol van edelmetalen in deze internationale bankencrisis.
De Covid-19 crisis leidde er in 2020 toe dat de Amerikaanse overheid en Federal Reserve de fiscale en monetaire stimuleringsmaatregelen tot ongekende hoogten opschroefden om de burgers en bedrijven te beschermen tegen de economische ontwrichting, die (de overheidsreactie op) de pandemie had veroorzaakt. Dit vers bijgedrukte geld overspoelde de economie. Op zoek naar rendement vanwege de lage rente (nauwelijks of geen rendement op spaartegoeden) kochten beleggers massaal tech aandelen. Een deel van dit geld werd gestald bij Silicon Valley Bank, die vooral tegoeden van startups uit de tech sector en hun financiers had.
SVB investeerde de overtollige banktegoeden in langlopende staatsobligaties met historisch lage rendementen. Doorgaans zijn dit veilige investeringen voor de lange termijn. De fiscale en monetaire stimuleringsmaatregelen hadden echter nog een ongewenst effect, namelijk inflatie. De inflatie bereikte midden 2022 9% op jaarbasis, het hoogste cijfer in 41 jaar tijd.
Om de zorgwekkend hoge inflatie te beteugelen zag de Federal Reserve zich eind 2021 genoodzaakt de rente, die 2 jaar lang op 0% werd gehouden, te verhogen. Het zou de snelste renteverhoging sinds de jaren 70 van de vorige eeuw worden, van 0 naar 4,5% in slechts een jaar tijd.
De consequentie van deze snelle renteverhoging is dat de laag renderende staatsleningen, die op de balans stonden van Silicon Valley Bank, onder water kwamen te staan. De waarde van relatief laag renderende staatsobligaties daalt namelijk bij stijgende rentetarieven. Door het gewijzigde monetaire beleid, dat nu inzette op renteverhoging en monetaire verkrapping, droogde de geldstroom naar tech startups op temidden van een afzwakkende economische groei en moesten de startups steeds vaker een beroep doen op de bij SVB gestalde tegoeden. Om hieraan te kunnen voldoen en een liquiditeitscrisis af te wenden moest SVB de obligatieportefeuille verkopen, waardoor de ongerealiseerde verliezen daadwerkelijke verliezen werden. Rekeninghouders kregen lucht van de zorgwekkend lage kapitaalbuffer bij SVB en vreesden dat ze hun geld niet meer bij de bank konden weghalen. Dit leidde tot een klassieke bankrun: de vrees voor een liquiditeitscrisis bij de bank werd een liquiditeitscrisis.
Hoe reageerden de autoriteiten in de VS?
Om het gevaar van besmetting in te perken hebben het Amerikaanse ministerie van Financiën, de Amerikaanse centrale bank (de Federal Reserve) en de FDIC (nationale instelling, die ten doel heeft banktegoeden te garanderen) alle banktegoeden bij SVB verzekerd, ook de tegoeden boven de in de VS gangbare verzekeringslimiet van 250.000 dollar. Daarnaast heeft de Federal Reserve een kredietfaciliteit ingesteld, waar banken, die te maken krijgen met uitstroom van tegoeden, een beroep op kunnen doen. Noodgedwongen verkopen van obligatieportefeuilles met verlies worden zo voorkomen.
Welke banken lopen het meeste risico?
De Amerikaanse regionale banken (midden- en kleine banken) lopen het meeste risico op een liquiditeitscrisis en insolventie. Zij vielen de afgelopen jaren onder een minder streng toezichtsregime dan de grote systeembanken, waardoor de kans op slechter risicomanagement en slechtere leningstandaarden groter is, hebben vaak een minder diverse rekeninghoudersbasis (zoals bij SVB het geval was) en kunnen liquiditeitsschokken slechter opvangen, hoewel de Fed’s kredietfaciliteit daar verandering in moet brengen. De grootste banken hebben de afgelopen jaren minder agressief kredieten verstrekt, waardoor zij hogere reserves hebben t.o.v. bezittingen en leningen. Regionale banken ervaren meer stress als gevolg van een relatief hogere uitstroom van deposito’s dan bij grote banken, doordat hogere rentes op kortlopende staatsobligaties en geldmarktfondsen voor rekeninghouders een aantrekkelijker alternatief zijn dan de maar langzaam stijgende lagere rentes op spaardeposito’s. De hogere deposito-uitstroom wordt ook veroorzaakt doordat (zakelijke) rekeninghouders met hogere tegoeden dan de verzekerde 250.000 dollar naar Too Big To Fail banken vluchten vanwege de vermeende grotere veiligheid. (de perceptie is dan: “als het mis gaat, hebben deze banken de grootste kans gered te worden.”)
Hoe is deze bankencrisis anders dan die van 2008?
In 2008 kwamen banken in de problemen door onbehoorlijk risicomanagement en te risicovolle leningen en hypotheken. In 2023 hebben banken zowel in de VS als Europa hogere kapitaalratio’s, is er strenger toezicht en is er over het algemeen beter risicomanagement als ook deugdelijke leningstandaarden. Het probleem doet zich nu vooral voor in te grote looptijd- en renterisico’s in de obligatieportefeuilles, die vooral Amerikaanse regionale banken onder druk zetten.
Wat zijn toekomstige risico’s?
Zoals besproken lopen vooral kleinere Amerikaanse banken nog risico op liquiditeitscrises, hoewel de banken bij de Federal Reserve kunnen aankloppen om bij een te grote uitstroom van tegoeden de reserves te verhogen met leningen, waarvoor de obligatieportefeuille als onderpand dient. De kredietfaciliteit van de Fed is een indirecte vorm van kwantitatieve verruiming en ook al komt dit geld niet in de reële economie terecht, voorkomt het lenen tegen de nominale waarde van de obligaties i.p.v. de veel lagere marktwaarde afwaardering van de obligatieportefeuille en daarmee afschrijvingen op de balans. Met het voorkomen van deflatoire cascades houd je inflatie in stand en is in die zin tegengesteld aan het monetaire beleid van de Fed om met de renteverhogingen en monetaire verkrapping de inflatie terug te brengen. Het risico op aanhoudende, langdurige inflatie blijft mede daarom groot.
Een andere reden hiervoor is dat de oorzaak van de recente inflatie vooral gevonden moet worden in het begrotingsbeleid en minder in het monetaire beleid – denk aan de ongekend omvangrijke stimuleringsmaatregelen ten tijde van de covid-19 pandemie en de structurele begrotingstekorten van de Amerikaanse overheid, die door de Federal Reserve monetair gefinancierd worden. Zo lang deze blijven bestaan en gefinancierd worden, zal de hoge inflatie aanhouden. Er is voldoende reden om aan te nemen dat dit op korte termijn niet gaat veranderen, vanwege de onwil van enerzijds de Republikeinen om belastingen te verhogen en defensie-uitgaven te verlagen en de onwil van anderzijds de Democraten om te korten op sociale uitgaven.
Als laatste risico noem ik het risico op een kredietcrisis en een hiermee samengaande recessie. De regionale banken zijn de afgelopen decennia verantwoordelijk geweest voor het verstrekken van een groot deel van de leningen aan met name midden- en kleinbedrijf, en ten behoeve van de financiering van zakelijk en niet-zakelijk onroerend goed. Een afnemende capaciteit en bereidheid om krediet te verstrekken vanwege de noodzaak voor banken hun balansen te versterken leidt tot verminderde toegankelijkheid van krediet voor mkb-bedrijven en een lagere economische groei. De kredietportefeuilles van de kleinere, regionale banken zullen hierdoor ook meer onder druk komen te staan, is de verwachting.
Wat betekent dit voor goud en zilver?
De noodgrepen van de Federal Reserve als gevolg van de val van SVB tonen de nijpende situatie in de bankensector. Het plotseling uitbreiden van het depositogarantiestelsel naar alle spaartegoeden om meer liquiditeitscrises bij regionale banken en mogelijk daaropvolgende bankruns af te wenden leidt eveneens tot perverse prikkels, waardoor banken toch sneller geneigd zullen zijn meer risico te nemen en minder eigen vermogen aan te houden. Het vertrouwen in de bankensector, dat al tanende was, neemt zelfs nog meer af, waardoor steeds meer spaarders en beleggers hun toevlucht zoeken in edelmetalen, zoals goud en zilver. Dit wordt nog versterkt door het vooruitzicht van langdurige hoge inflatie gecombineerd met een afzwakkende economische groei – mogelijk zelfs een recessie- en een hieruit voortkomende kredietcrisis als niet ondenkbaar scenario. De goudprijs is sinds de val van SVB met € 4.000 per kilogram gestegen naar € 59.000 per kilogram. De zilverprijs is sindsdien van € 615 gestegen naar € 693 per kg. Edelmetalen zijn weer in trek als veilige haven ten midden van aanhoudende onrust in de financiële sector.
Op vrijdag 10 maart ging Silicon Valley Bank failliet in dezelfde week, waarin ook Silvergate Bank en Signature Bank hun deuren moesten sluiten. De onrust rond de val van deze banken leidde tot dalende beurskoersen van banken wereldwijd. En hoewel geen directe relatie, waaide de bankencrisis over van de Verenigde Staten naar Europa, waar Credit Suisse van de ondergang gered moest worden en er nu zorgen zijn over de gezondheid van een van de grootste banken van de Eurozone, Deutsche Bank.
Wat ging er mis bij Silicon Valley Bank? Een analyse hiervan kan licht werpen op toekomstige ontwikkelingen in het financiële systeem, de bredere economie en de rol van edelmetalen in deze internationale bankencrisis.
De Covid-19 crisis leidde er in 2020 toe dat de Amerikaanse overheid en Federal Reserve de fiscale en monetaire stimuleringsmaatregelen tot ongekende hoogten opschroefden om de burgers en bedrijven te beschermen tegen de economische ontwrichting, die (de overheidsreactie op) de pandemie had veroorzaakt. Dit vers bijgedrukte geld overspoelde de economie. Op zoek naar rendement vanwege de lage rente (nauwelijks of geen rendement op spaartegoeden) kochten beleggers massaal tech aandelen. Een deel van dit geld werd gestald bij Silicon Valley Bank, die vooral tegoeden van startups uit de tech sector en hun financiers had.
SVB investeerde de overtollige banktegoeden in langlopende staatsobligaties met historisch lage rendementen. Doorgaans zijn dit veilige investeringen voor de lange termijn. De fiscale en monetaire stimuleringsmaatregelen hadden echter nog een ongewenst effect, namelijk inflatie. De inflatie bereikte midden 2022 9% op jaarbasis, het hoogste cijfer in 41 jaar tijd.
Om de zorgwekkend hoge inflatie te beteugelen zag de Federal Reserve zich eind 2021 genoodzaakt de rente, die 2 jaar lang op 0% werd gehouden, te verhogen. Het zou de snelste renteverhoging sinds de jaren 70 van de vorige eeuw worden, van 0 naar 4,5% in slechts een jaar tijd.
De consequentie van deze snelle renteverhoging is dat de laag renderende staatsleningen, die op de balans stonden van Silicon Valley Bank, onder water kwamen te staan. De waarde van relatief laag renderende staatsobligaties daalt namelijk bij stijgende rentetarieven. Door het gewijzigde monetaire beleid, dat nu inzette op renteverhoging en monetaire verkrapping, droogde de geldstroom naar tech startups op temidden van een afzwakkende economische groei en moesten de startups steeds vaker een beroep doen op de bij SVB gestalde tegoeden. Om hieraan te kunnen voldoen en een liquiditeitscrisis af te wenden moest SVB de obligatieportefeuille verkopen, waardoor de ongerealiseerde verliezen daadwerkelijke verliezen werden. Rekeninghouders kregen lucht van de zorgwekkend lage kapitaalbuffer bij SVB en vreesden dat ze hun geld niet meer bij de bank konden weghalen. Dit leidde tot een klassieke bankrun: de vrees voor een liquiditeitscrisis bij de bank werd een liquiditeitscrisis.
Hoe reageerden de autoriteiten in de VS?
Om het gevaar van besmetting in te perken hebben het Amerikaanse ministerie van Financiën, de Amerikaanse centrale bank (de Federal Reserve) en de FDIC (nationale instelling, die ten doel heeft banktegoeden te garanderen) alle banktegoeden bij SVB verzekerd, ook de tegoeden boven de in de VS gangbare verzekeringslimiet van 250.000 dollar. Daarnaast heeft de Federal Reserve een kredietfaciliteit ingesteld, waar banken, die te maken krijgen met uitstroom van tegoeden, een beroep op kunnen doen. Noodgedwongen verkopen van obligatieportefeuilles met verlies worden zo voorkomen.
Welke banken lopen het meeste risico?
De Amerikaanse regionale banken (midden- en kleine banken) lopen het meeste risico op een liquiditeitscrisis en insolventie. Zij vielen de afgelopen jaren onder een minder streng toezichtsregime dan de grote systeembanken, waardoor de kans op slechter risicomanagement en slechtere leningstandaarden groter is, hebben vaak een minder diverse rekeninghoudersbasis (zoals bij SVB het geval was) en kunnen liquiditeitsschokken slechter opvangen, hoewel de Fed’s kredietfaciliteit daar verandering in moet brengen. De grootste banken hebben de afgelopen jaren minder agressief kredieten verstrekt, waardoor zij hogere reserves hebben t.o.v. bezittingen en leningen. Regionale banken ervaren meer stress als gevolg van een relatief hogere uitstroom van deposito’s dan bij grote banken, doordat hogere rentes op kortlopende staatsobligaties en geldmarktfondsen voor rekeninghouders een aantrekkelijker alternatief zijn dan de maar langzaam stijgende lagere rentes op spaardeposito’s. De hogere deposito-uitstroom wordt ook veroorzaakt doordat (zakelijke) rekeninghouders met hogere tegoeden dan de verzekerde 250.000 dollar naar Too Big To Fail banken vluchten vanwege de vermeende grotere veiligheid. (de perceptie is dan: “als het mis gaat, hebben deze banken de grootste kans gered te worden.”)
Hoe is deze bankencrisis anders dan die van 2008?
In 2008 kwamen banken in de problemen door onbehoorlijk risicomanagement en te risicovolle leningen en hypotheken. In 2023 hebben banken zowel in de VS als Europa hogere kapitaalratio’s, is er strenger toezicht en is er over het algemeen beter risicomanagement als ook deugdelijke leningstandaarden. Het probleem doet zich nu vooral voor in te grote looptijd- en renterisico’s in de obligatieportefeuilles, die vooral Amerikaanse regionale banken onder druk zetten.
Wat zijn toekomstige risico’s?
Zoals besproken lopen vooral kleinere Amerikaanse banken nog risico op liquiditeitscrises, hoewel de banken bij de Federal Reserve kunnen aankloppen om bij een te grote uitstroom van tegoeden de reserves te verhogen met leningen, waarvoor de obligatieportefeuille als onderpand dient. De kredietfaciliteit van de Fed is een indirecte vorm van kwantitatieve verruiming en ook al komt dit geld niet in de reële economie terecht, voorkomt het lenen tegen de nominale waarde van de obligaties i.p.v. de veel lagere marktwaarde afwaardering van de obligatieportefeuille en daarmee afschrijvingen op de balans. Met het voorkomen van deflatoire cascades houd je inflatie in stand en is in die zin tegengesteld aan het monetaire beleid van de Fed om met de renteverhogingen en monetaire verkrapping de inflatie terug te brengen. Het risico op aanhoudende, langdurige inflatie blijft mede daarom groot.
Een andere reden hiervoor is dat de oorzaak van de recente inflatie vooral gevonden moet worden in het begrotingsbeleid en minder in het monetaire beleid – denk aan de ongekend omvangrijke stimuleringsmaatregelen ten tijde van de covid-19 pandemie en de structurele begrotingstekorten van de Amerikaanse overheid, die door de Federal Reserve monetair gefinancierd worden. Zo lang deze blijven bestaan en gefinancierd worden, zal de hoge inflatie aanhouden. Er is voldoende reden om aan te nemen dat dit op korte termijn niet gaat veranderen, vanwege de onwil van enerzijds de Republikeinen om belastingen te verhogen en defensie-uitgaven te verlagen en de onwil van anderzijds de Democraten om te korten op sociale uitgaven.
Als laatste risico noem ik het risico op een kredietcrisis en een hiermee samengaande recessie. De regionale banken zijn de afgelopen decennia verantwoordelijk geweest voor het verstrekken van een groot deel van de leningen aan met name midden- en kleinbedrijf, en ten behoeve van de financiering van zakelijk en niet-zakelijk onroerend goed. Een afnemende capaciteit en bereidheid om krediet te verstrekken vanwege de noodzaak voor banken hun balansen te versterken leidt tot verminderde toegankelijkheid van krediet voor mkb-bedrijven en een lagere economische groei. De kredietportefeuilles van de kleinere, regionale banken zullen hierdoor ook meer onder druk komen te staan, is de verwachting.
Wat betekent dit voor goud en zilver?
De noodgrepen van de Federal Reserve als gevolg van de val van SVB tonen de nijpende situatie in de bankensector. Het plotseling uitbreiden van het depositogarantiestelsel naar alle spaartegoeden om meer liquiditeitscrises bij regionale banken en mogelijk daaropvolgende bankruns af te wenden leidt eveneens tot perverse prikkels, waardoor banken toch sneller geneigd zullen zijn meer risico te nemen en minder eigen vermogen aan te houden. Het vertrouwen in de bankensector, dat al tanende was, neemt zelfs nog meer af, waardoor steeds meer spaarders en beleggers hun toevlucht zoeken in edelmetalen, zoals goud en zilver. Dit wordt nog versterkt door het vooruitzicht van langdurige hoge inflatie gecombineerd met een afzwakkende economische groei – mogelijk zelfs een recessie- en een hieruit voortkomende kredietcrisis als niet ondenkbaar scenario. De goudprijs is sinds de val van SVB met € 4.000 per kilogram gestegen naar € 59.000 per kilogram. De zilverprijs is sindsdien van € 615 gestegen naar € 693 per kg. Edelmetalen zijn weer in trek als veilige haven ten midden van aanhoudende onrust in de financiële sector.