24 UURS VERZEKERD TRANSPORT
coins

Welkom in Waldolala

Welkom in Waldolala, Nout Wellink strikes again

De Nederlandse Bank, onder aanvoering van Nout Wellink, heeft het voor de rechter gedaan gekregen om het pensioenfonds voor de glasfabrieken te dwingen het grootste deel van zijn goudbelegging af te blazen.

Nout Wellink, die niet heeft ingegrepen tijdens de Icesave affaire, die pas heeft ingegrepen bij de DSB perikelen toen het hem goed uitkwam, die alle bevindingen van de commissie de Wit ter zijde heeft geschoven, heeft de ongehoorde lef het enige slimme pensioenfonds in de wielen te rijden.

Blijkbaar wordt de Nederlandse Bank pas actief als haar belangen in het goudkartel in het geding komen.

Hierbij roep ik u allen op om brieven te schrijven, te mailen, twitteren of per postduif naar uw volksvertegenwoordiging om deze ongehoorde actie tegen het licht te houden.

Bedenk, als we dit over onze kant laten gaan, ons pensioen straks helemaal niets meer waard is.

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak:

Datum publicatie: 09-02-2011

Rechtsgebied:Bestuursrecht overig

Soort procedure: Voorlopige voorziening

Inhoudsindicatie: DNB heeft een pensioenfonds de aanwijzing gegeven haar
beleggingsportefeuille in goud blijvend af te bouwen – afhankelijk van de
uiteindelijk samen te stellen assetmix – tot een percentage gelegen tussen 1 en
3%. Hoewel het fonds kan worden nagegeven dat de motivering van het bestreden
besluit summier is, is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter
ter zitting genoegzaam onderbouwd waarom DNB van oordeel is dat het fonds heeft
belegd in goud in een mate die een bovenmatige afhankelijkheid als bedoeld in
het vijfde lid van artikel 13 van het Besluit financieel toetsingskader
pensioenfondsen oplevert. Naar de mening van DNB levert een belegging van 13%
van het vermogen in de categorie grondstoffen, waarbij die belegging zich
bovendien beperkt tot één grondstof, een bovenmatige afhankelijkheid op van de
waardeontwikkeling van die grondstof. DNB wijst er in dit verband op dat
pensioenfondsen gemiddeld 2,7% beleggen in de categorie grondstoffen. Voorts
wijst zij op de volatiliteit van goud die blijkt uit de door het fonds
overgelegde ALM studie. De stelling van het fonds dat goud niet zozeer als
grondstof maar als een ruilmiddel moet worden gezien doet naar het oordeel van
de voorzieningenrechter, gelet op de sterke volatiliteit ervan, onvoldoende af
aan het betoog van DNB.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Sector Bestuursrecht

Voorzieningenrechter

Reg.nr.: AWB 11/455 VBC-T2

Uitspraak naar aanleiding van het verzoek om voorlopige voorziening als
bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht

in het geding tussen

Stichting Pensioenfonds Vereenigde Glasfabrieken, te Gorinchem,
verzoekster (hierna: het fonds),

gemachtigde prof. dr. E. Lutjens, advocaat te Amsterdam,

en

De Nederlandsche Bank N.V., verweerster (DNB),

gemachtigde mr. C.M. Bitter, advocaat te Den Haag.

1  Ontstaan en loop van de procedure

Bij besluit van 20 januari 2011 heeft DNB het fonds de aanwijzing gegeven
die ertoe strekt dat het fonds haar beleggingsportefeuille in goud blijvend
afbouwt – afhankelijk van de uiteindelijk samen te stellen assetmix – tot een
percentage gelegen tussen 1 en 3 %. Het fonds dient daartoe een plan van aanpak
op te stellen dat binnen twee weken na bekendmaking van de aanwijzing door DNB
dient te zijn ontvangen. Het fonds dient vervolgens het plan van aanpak uit te
voeren volgens de planning die voorziet in een tijdpad van maximaal twee maanden
na indiening bij DNB.

Tegen dit besluit (hierna: het bestreden besluit) heeft het fonds bezwaar
gemaakt.

Voorts heeft zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige
voorziening te treffen, inhoudende schorsing van het bestreden besluit.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 februari 2011.
Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Voorts is
namens het fonds verschenen ir. D. van Ek, werkzaam bij Mercer Nederland B.V. en
adviseur van het fonds. Namens het fonds zijn voorts enige leden van het bestuur
verschenen. Namens DNB zijn verder drie medewerkers verschenen onder wie H. Kuik.

2  Overwegingen

2.1  Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet
bestuursrecht (hierna: Awb) kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank
beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de
rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de
voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de
hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde
spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.

Voor zover de daartoe uit te voeren toetsing meebrengt dat de
rechtmatigheid van het bestreden besluit wordt beoordeeld, heeft het oordeel van
de voorzieningenrechter een voorlopig karakter en is dat oordeel niet bindend
voor de beslissing op bezwaar of eventueel in de hoofdzaak.

2.2  Ingevolge artikel 171, eerste lid, van de Pensioenwet kan DNB een
pensioenuitvoerder die niet voldoet aan hetgeen bij of krachtens deze wet is
bepaald, door middel van het geven van een aanwijzing verplichten om binnen een
door de toezichthouder gestelde redelijke termijn ten aanzien van in de
aanwijzingsbeschikking aangegeven punten een bepaalde gedragslijn te volgen.

2.3  Artikel 135 van de Pensioenwet luidt:

“1. Een pensioenfonds voert een beleggingsbeleid dat in overeenstemming
is met de prudent-person regel en met name gebaseerd is op de volgende
uitgangspunten:

a. de waarden worden belegd in het belang van aanspraak- en
pensioengerechtigden; en

b. (…);

c. de beleggingen worden gewaardeerd op basis van marktwaardering.

2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden ter waarborging
van het prudente beleggingsbeleid nadere regels gesteld.

3. De (…) regels die op grond van het tweede lid worden gesteld ten aanzien
van de diversificatie van waarden zijn niet van toepassing op beleggingen in
staatsobligaties.”

In de Memorie van toelichting van het wetsvoorstel Pensioenwet is onder
meer het volgende overwogen (Kamerstukken II 2005/06, 30 413, nr. 3, p.
258-259):

“De inhoud van dit artikel is gebaseerd op artikel 9ba, zoals dat is
geformuleerd in het wetsvoorstel ter implementatie van richtlijn 2003/41/EG
(Kamerstukken II 2004/05, 30 104, nr. 2). Het beleggingsbeleid van een
pensioenfonds moet zijn gebaseerd op de prudent personregel. De prudent
person-regel wordt door de richtlijn niet gedefinieerd. De richtlijn formuleert
wel een aantal uitgangspunten. De regel wordt het best benaderd in het
uitgangspunt dat de waarden op zodanige wijze worden belegd dat de veiligheid,
de kwaliteit, de liquiditeit en het rendement van de portefeuille als geheel
worden gewaarborgd. Tevens dienen de waarden uitsluitend te worden belegd in het
belang van de aanspraak- en de pensioengerechtigden. (…)”

2.4  Artikel 13 van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen
(hierna: Besluit FTK) luidt, voor zover hier van belang:

“1. De waarden worden op zodanige wijze belegd dat de veiligheid, de
kwaliteit, de liquiditeit en het rendement van de portefeuille als geheel zijn
gewaarborgd.

2. Waarden die ter dekking van de technische voorzieningen worden
aangehouden, worden belegd op een wijze die strookt met de aard en de duur van
de verwachte toekomstige pensioenuitkeringen.

(…)

5. De waarden worden naar behoren gediversifieerd zodat een bovenmatige
afhankelijkheid van of vertrouwen in bepaalde waarden, of een bepaalde emittent
van waarden of groep van ondernemingen en risicoaccumulatie in de portefeuille
als geheel worden vermeden.

(…)”

2.5  Op 18 augustus 2010 heeft op uitnodiging van DNB een gesprek
plaatsgevonden met een delegatie van het bestuur van het fonds. Tijdens dit
gesprek heeft DNB het fonds meegedeeld dat het fonds een te groot deel van de
beleggingsportefeuille belegt in slechts één “sub-assetclass”, te weten goud, en
dat hierdoor sprake is van een concentratierisico. Naar de mening van DNB is
deze belegging vanwege het risico niet in het belang van deelnemers van het
fonds en dient deze belegging afgebouwd te worden. Het fonds heeft DNB laten
weten de visie van de DNB niet te onderschrijven. Na correspondentie over en
weer heeft DNB het bestreden besluit genomen.

2.6  Het fonds betoogt dat zij niet in overtreding is. Zij stelt in dit
verband dat DNB moet kijken naar de portefeuille als geheel. Het fonds stelt dat
het doel is om veiligheid te creëren voor de deelnemers. Omdat de AEX thans zeer
onzeker is, is juist gekozen voor goud omdat dit een verstandige belegging is
gebleken. Indien het fonds in 2008 niet haar aandelen had ingeruild voor goud
zou het fonds in een situatie van ernstige onderdekking zijn komen te verkeren,
terwijl zij mede dankzij de aankoop van goud per december 2010 een dekkingsgraad
heeft van 104,7%, wat boven het minimaal vereiste vermogen ligt. Het fonds heeft
een adequate monitor ingericht op de ontwikkeling van de goudprijs en recent nog
een ALM studie laten doen die het beleid van het fonds ondersteunt. Het fonds
meent dan ook dat DNB ten onrechte een concentratierisico aanneemt. Voorts
betoogt het fonds dat sprake is van een onredelijke belangenafweging door DNB nu
het fonds juist op zeer zorgvuldige wijze is overgegaan tot de aankoop van goud,
zij heeft gehandeld in het belang van alle deelnemers, in welk verband zij er op
wijst dat de deelnemersraad zich achter het bestuur van het fonds heeft
geschaard, en DNB al aan de hand van het jaarverslag van het fonds over 2008 op
de hoogte was van de belegging in goud.

2.7  Hoewel het fonds kan worden nagegeven dat de motivering van het
bestreden besluit summier is, is naar het voorlopig oordeel van de
voorzieningenrechter ter zitting genoegzaam onderbouwd waarom DNB van oordeel is
dat het fonds heeft belegd in goud in een mate die een bovenmatige
afhankelijkheid als bedoeld in het vijfde lid van artikel 13 van het Besluit FTK
oplevert. Uit die bepaling in verbinding met artikel 135 van de Pensioenwet
volgt dat – met uitzondering van beleggingen in staatsobligaties –
diversificatie in de beleggingsportefeuille van groot belang wordt geacht bij de
invulling van de prudent person-regel. Deze diversificatie is naar DNB stelt
terug te voeren op het uitgangspunt dat een breed gespreide
beleggingsportefeuille, over verschillende beleggingscategorieën en
verschillende regio’s, een stabiliserende invloed heeft op de
beleggingsresultaten, zonder dat dit ten koste gaat van het te verwachten
rendement. Naar de mening van DNB levert een belegging van 13% van het vermogen
in de categorie grondstoffen, waarbij die belegging zich bovendien beperkt tot
één grondstof, een bovenmatige afhankelijkheid op van de waardeontwikkeling van
die grondstof. DNB wijst er in dit verband op datpensioenfondsen gemiddeld 2,7%
beleggen in de categorie grondstoffen. Voorts wijst zij op de volatiliteit van
goud die blijkt uit de door het fonds overgelegde ALM studie. Het is volgens DNB
niet te voorspellen wanneer en in welk mate een daling in zal zetten. Mocht de
goudkoers imploderen dan kan de dekkingsgraad van het fonds zakken tot onder de
100%. DNB heeft er ter zitting voorts op gewezen dat het fonds waarop een lange
termijnherstelplan van toepassing is met dit concentratierisico handelt in
strijd met artikel 16, tweede lid, van het Besluit FTK. De stelling van het
fonds dat goud niet zozeer als grondstof maar als een ruilmiddel moet worden
gezien doet naar het oordeel van de voorzieningenrechter, gelet op de sterke
volatiliteit ervan, onvoldoende af aan het betoog van DNB.

2.8  DNB heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter ter zitting
de kritiek van het fonds dat zij onvoldoende oog heeft voor het gehele belegde
vermogen van het fonds in voldoende mate weerlegd. DNB heeft in dit verband
aangevoerd dat de omstandigheid dat een groot deel van het fonds wel in
overeenstemming met de Pensioenwet is belegd, onverlet laat dat het
concentratierisico dat de goudpositie een reëel risico oplevert dat het gehele
vermogen daalt tot onder de verplichte dekkingsgraad.

2.9  Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is DNB terecht
tot het oordeel gekomen dat sprake is van een concentratierisico als bedoeld in
het vijfde lid van artikel 13 van het Besluit FTK. Dat DNB reeds aan de
jaarstukken van het fonds van 2008 had kunnen afleiden dat het fonds een te
groot deel – destijds 5% – van het vermogen in goud heeft belegd maakt naar het
oordeel van de voorzieningenrechter niet dat DNB thans niet tot een aanwijzing
heeft mogen komen. Ten eerste heeft het fonds haar goudpositie aanzienlijk
uitgebreid in 2009, zodat ingrijpen meer pregnant werd, en ten tweede berust op
het fonds een eigen verantwoordelijkheid om te beleggen binnen de kaders die de
Pensioenwet en het Besluit FTK bieden. Voorts heeft DNB niet onverwijld naar
handhavingsinstrumenten gegrepen, maar heeft zij eerst via overleg getracht het
fonds te bewegen haar goudpositie af te bouwen. Ten slotte is de
voorzieningenrechter niet gebleken dat het fonds een onredelijke termijn is
geboden om haar goudpositie af te bouwen.

2.10  De voorzieningenrechter zal het verzoek daarom afwijzen.

2.11  De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding voor een
proceskostenveroordeling.

3  Beslissing

De voorzieningenrechter,

recht doende:

wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Aldus gedaan door mr. T. Damsteegt, voorzieningenrechter, in
tegenwoordigheid van mr. drs. R. Stijnen, griffier.

De griffier: De voorzieningenrechter:

Uitgesproken in het openbaar op: 8 februari 2011.

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Afschrift verzonden op:

Bekijk ook